Het afgelopen jaar sliep ik op minstens 64 verschillende plekken en pakte ik nog vaker mijn spullen in en uit. Eerst zwierf ik alleen met backpack en rugtas, nu fungeert mijn auto als rijdende koffer. Ik ben erin gerold, en rol nog steeds vol enthousiasme door. Laat ik je meenemen in het rondreizende bestaan!
Ik heb nooit echt gedroomd van settelen. Niet toen ik jong was, maar ook niet na mijn studie of gedurende mijn relatie. Wel een beetje van een vrijstaand huis met een serre, waarin ik op een leunstoel met een boek in mijn schoot uitkijk over de heuvels. Toch lijkt dat meer iets voor later, écht later.
Maar nu doe ik zelfs het tegenovergestelde, namelijk leven als rondreizende… wat eigenlijk? Zwerver ben ik niet, want ik heb geld en het lukt me - tot nu toe - altijd om een slaapplek te vinden. Digital nomad komt in de buurt, maar ik spendeer geen volle werkdagen achter mijn laptop. Daarnaast kan het zomaar zijn dat ik binnenkort weer ergens tijdelijk ga wonen, maar wel met de nadruk op ‘tijdelijk’.
De eerste etappe
Hoe dan ook begon dit verrassende bestaan vorig jaar in mei 2021, toen ik mijn appartementje in Den Haag verliet en mijn spullen stalde bij een aantal familieleden. Wat overbleef was een gevulde backpack en een rugtas voor mijn laptop; de eerste droeg ik achterop, de andere voor. Die combi was ik eigenlijk al jaren gewend, zeker in de eerste periode van mijn studententijd. Toen reisde ik namelijk nog elk weekend van Leiden naar Amersfoort om bij mijn ouders te logeren.
In- en uitpakken deed ik sowieso al van jongs af aan, bijvoorbeeld voor de regelmatige kampeervakanties met ons gezin, avontuurlijke kinderkampen in de zomer, een interrail-reis met vriendinnen en fietsvakanties met tent op de bagagedrager.
Maar toen had ik nog een huis om naar terug te keren. Nu zou ik voorlopig uit twee tassen leven. Toch voelde dat juist bevrijdend, want met alle spullen deed ik ook de zorgen daarover weg. Plotseling had ik maar een paar setjes kleding, twee sneldrogende handdoekjes, drie paar schoenen inclusief slippers, een e-reader en een toilettas. Veel meer, behalve natuurlijk eten, water en ‘s avonds een bed, blijk je - of tenminste ik - als mens eigenlijk niet nodig te hebben.
Fiat Panda als poort tot mogelijkheden
Een paar maanden reisde ik op die manier. Eerst in Spanje, toen in Nederland. Maar eenmaal in de lage landen twijfelde ik om een eigen plek te zoeken. Mede omdat het toch best vermoeiend was om constant met bussen, treinen, fiets, trams en huurauto’s te reizen. Ook zou ik dan meer tijd kunnen besteden aan mijn freelance werk en persoonlijke passies, of een combinatie daarvan. Toch voelde ik dat het reizen voor mij nog niet klaar was; ik wilde nog eens alleen op pad.
Dus besloot ik om een eigen auto te kopen. Ik struinde over de digitale marktplaatsen, deed onderzoek naar goedkope, zuinige auto’s en kwam uit op een tweedehands Fiat Panda. Van het ene op het andere moment had ik een zee aan nieuwe mogelijkheden; ik kon veel meer spullen meenemen én gaan en staan waar ik wilde!
8000 kilometer later
Ondertussen hebben het Pandaatje en ik er sinds november al zo’n achtduizend kilometer op zitten. Van Nederland naar West-Frankrijk, naar Zuid-Spanje, naar Noord-Portugal en nu weer in Spanje. Het is mijn rijdende huisje, ook al kan ik er niet in slapen en heeft-ie geen airco, bluetooth of andere moderne snufjes. En een ietwat muffe geur, hoewel ik daar nu stiekem vertrouwd mee ben. Maar hij is wendbaar, heeft veel raam om van de uitzichten te genieten en is van binnen ruim genoeg voor het bergen van mijn spullen.
Zoals plastic dozen vol zomer-, winter- en sportkleding, kampeerspullen, een extra beeldscherm en toetsenbord, tekenkoffer vol potloden en map met papier, grote badhanddoek, krat vol handige spulletjes en gereedschap, een échte deken, kookspullen, een koffiemaker en natuurlijk boeken, tijdschriften en schrijf- en notitieblokken voor creatieve uitspattingen.
Plaatsnemen achter het stuur voelt als thuiskomen. Een vertrouwde cocon die helemaal van mij is en waarin alles is wat ik nodig heb. Onderweg zijn voelt als chillen in mijn huis, en een tussenstop maken in een stadje, op een heuvel of bij een tankstation als een uitje. Ik heb de controle, ik bepaal wanneer ik weer instap of wanneer ik nog even blijf hangen. Autorijden is niet meer slechts een kwestie van verplaatsen van A naar B, het is een leuke bezigheid op zich.
Tijdelijk settelen
Maar het onderliggende doel is natuurlijk om ergens te komen. Soms is dat een hostel of airbnb, altijd makkelijk te vinden, waar ik een of twee nachten verblijf. Dan vul ik mijn backpack met mijn toilettas, sokken, ondergoed, sloffen en een ‘reiszak’ met kleding. Strak opgerold, want dat scheelt ruimte en voorkomt kreukels. In mijn andere rugtas stop ik mijn laptop, opladers, portemonnee, e-reader, schrift en een flesje water.
Vervolgens leg ik kleedjes over mijn spullen op de achterbank, zodat van buitenaf niet zichtbaar is wat erin zit. Gewoon, voor het gevoel. Dan draai de sleutel om in het slot (want de batterij is op) en laat mijn auto achter. Gelukkig is hij nooit ver weg, dus als ik iets ben vergeten loop ik gewoon terug.
Ook kom ik regelmatig op een plek waar ik langer verblijf, zoals een workaway of housesit, die overigens soms last-minute op mijn pad komen. In dat geval haal ik, eenmaal daar, bijna alles uit mijn auto. Binnen stal ik mijn boekenverzameling uit op een tafel of kast, zet schoenen bij de deur, installeer mijn laptop met beeldscherm op de eettafel of een bureau, drapeer mijn favoriete kleed over de bank, hang een IKEA-opberger met vakken op en schuif daar kleding in, arrangeer de inhoud van mijn toilettas in de badkamer en leg oordopjes en e-reader naast het bed.
Voilà, mijn nieuwe woonplek is ingericht. Misschien denk je: jeetje, dat kost elke keer wel veel tijd en moeite. Maar het is deel van mijn routine, het hoort er gewoon bij. Inrichten helpt daarnaast om te gronden op een plek, een soort meditatieve bezigheid. Net als mijn auto weer volladen op het moment dat ik vertrek. En elke keer ontdek ik een nieuwe slimme indeling, waardoor ik meer ruimte heb of makkelijker bij benodigde spullen kan.
Toch zijn er ook momenten dat ik géén huis heb om in te slapen ‘s avonds. Toen ik onlangs twee dagen op weg was en iets te laat op zoek ging naar een slaapplek, waardoor er in de buurt niets meer beschikbaar was op de gebruikelijke platformen, besloot ik maar te gaan wildkamperen. Zonder er al te veel over na te denken.
Spiritueel wildkamperen
Ik neem een niet al te drukke weg door het binnenland en tuur naar buiten op zoek naar een goede plek. Even lijkt dat makkelijk, maar al snel merk ik dat ik omringd ben door agrarisch gebied waarvan de toegangswegen zijn afgesloten met hekken. Andere mogelijkheden zijn te veel in het zicht van een weg of een huis. Wildkamperen is namelijk verboden in de meeste gebieden, hoewel de politie meestal een oogje dichtknijpt als je tussen zonsondergang en zonsopgang kampeert en weg bent zodra het licht wordt. Maar naar verluid delen ze ook wel eens een hoge boete uit.
Het voelt überhaupt veiliger om niet in het zicht te staan en geen wellicht kwaadwillende mensen te trekken. Misschien is als vrouw in je eentje wildkamperen op een onbekende plek sowieso niet de meest veilige bezigheid… Maar op dit moment heb ik vertrouwen. In mezelf, maar ook in iets als het universum. Ik voel dat het goed komt zolang ik dat vertrouwen vasthoud. Noem het naïef, maar dat vertrouwen heeft me in de afgelopen tijd zoveel gebracht dat ik nu ook vertrouw ín dat vertrouwen.
Toch duurt het zoeken lang, en de zon gaat bijna onder. Dan zie ik een zanderige weg naar rechts, en ik rij erin. Ik kom uit op een grote open plek met een oud, vervallen kerkje, omgeven door struiken, bomen en een opgedroogde rivier. Er ligt een hoop troep, papiertjes en een goede verzameling condooms, dus waarschijnlijk is het een frequent bezochte plek voor, nou ja. Maar ik ben overtuigd en zet mijn auto beschut neer. Een tijdje wacht ik nog tot het bijna donker is, dan zet ik mijn hoofdlamp op en begin mijn tent op te zetten.
Niet lang daarna verlaat een vrachtwagen de weg om twintig meter bij mij vandaan met ronkende motor en felle lichten te blijven staan. Ik wacht lichtelijk gespannen af, maar zie dat de chauffeur de bosjes in gaat voor, waarschijnlijk, een kleine of grote boodschap. Even later rijdt hij weg en ben ik weer alleen.
En dan lig ik daar, in mijn dubbele slaapzak, op mijn smalle maar comfortabele matje en met mijn hoofd op een opblaaskussentje van de Decathlon, te luisteren naar alle onbekende geluiden om me heen. Ik hoor takjes breken en houd mijn adem in, maar daarna blijft het stil. Geen wild beest. En elke keer als er een auto langsrijdt, verwacht ik half dat die even later bij mijn tent zal stoppen. Maar niemand ziet mij vanaf de weg. En als er al iets gebeurt, kan ik alleen in dat moment iets doen.
Een tijdje praat ik op mezelf in. Steeds vaker ervaar ik een kant in mij die veel krachtiger en zelfverzekerder is dan de kant die zich laat leiden door angst of onzekerheid. En gelukkig wint die eerste het ook steeds vaker van de tweede. De angst verdwijnt dan vanzelf, geleidelijk maar zeker. Dat komt omdat ik het achterliggende idee ‘ik ben niet veilig’ niet meer geloof, tenminste in absolute zin niet. Het is, zoals zo vaak, een kwestie van perspectief.
En zo stop ik even later met een relaxed en tevreden gevoel mijn oordoppen in, kruip nog wat dieper onder de warme dekens en val in slaap… om de volgende ochtend wakker te worden met tsjilpende vogeltjes en een schemerige hemel die nog bezaaid is met sterren. Mijn tent is aan de binnenkant vochtig en het is koud, maar aangezien ik niemand heb om erover te klagen denk ik daar niet eens over na. Ik trek gewoon een paar laagjes kleding aan en begin met opruimen.
Een uur later draai ik de verlaten weg op. Een tijdlang rij ik, alleen op de wereld, onder de langzaam lichter wordende hemel terwijl glooiende heuvels aan me voorbij schieten. Dan maak ik een bocht langs een bergrug en zie gouden licht weerspiegelen in een verkeersbord. Ik weet al wat er komt, maar als ik dan inderdaad zicht heb op een zonovergoten vallei vol bloeiende amandelbomen en uitgerekte mistflarden, terwijl de Backstreet Boys door mijn speakers schallen, vullen mijn ogen zich met tranen. Wat is het leven toch mooi.
Hasta la proxima vez!
Reactie plaatsen
Reacties